
Spreekwoorden: (1914)
Hij zal een leelijke pijp rooken,d.w.z. hij zal iets onaangenaams ondervinden, er leelijk tegen aanloopen. Vgl. V. Janus III, 228; Harreb. II, 183: Hij zal een leelijke (slechte of vuile) pijp rooken; Schoolm. 156; Kent. 18: Ze zullen een leelijke pijp rooken! de oproermakers!; Het Volk, 28 Jan. 191...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Hij zal een leelijke pijp rooken,d.w.z. hij zal iets onaangenaams ondervinden, er leelijk tegen aanloopen. Vgl. V. Janus III, 228; Harreb. II, 183: Hij zal een leelijke (slechte of vuile) pijp rooken; Schoolm. 156; Kent. 18: Ze zullen een leelijke pijp rooken! de oproermakers!; Het Volk, 28 Jan. 191...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.